“Om elk kind een passende onderwijsplek te bieden hebben scholen een zorgplicht. Scholen werken daarbij samen in een regio. Deze samenwerkingsverbanden zorgen ervoor dat er een passende plek is voor alle leerlingen in de regio.” (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. (2019, 23 augustus)
Het KMTO is geen door de overheid erkende school. We moeten ons dan ook afvragen of we ons nu wel of niet moeten houden aan regel en wetgeving die door de overheid is opgesteld. En in dit leerdoel: hebben we een zorgstructuur en houden we ons hieraan?
Persoonlijk denk ik dat de overheid niet alleen een wetgevend orgaan is maar ook een adviserende rol heeft. In deze situatie hoeven we ons niet te houden aan een door de overheid verplicht gestelde zorgstructuur voor het onderwijs, maar ik ben wel van mening dat deze wetgeving wel kan dienen als blauwdruk in een adviserende rol om een zorgstructuur aan te bieden aan leerlingen die daar of behoefte aan hebben of als er een behoefte geconstateerd wordt.
Een collega-docent van mij volgt de PDG opleiding via het NCOI en heeft hier een module over geschreven. Zijn onderzoek gebruik ik als bron om te onderzoeken of het KMTO hier op een passende wijze mee omgaat.
Via het drielijnenmodel van Wal. Mooij & Wilde, 2008 kunnen we zien hoe de eerste, tweede en derde lijn ondersteuning onderbouwd kan worden in een onderwijs instelling.
In de module geschreven door dhr Stravenuiter wordt gesteld dat het KMTO zich bezighoud met leerlijnen en doorstroom profielen. Dat het KMTO een bedrijfsschool is en op een andere manier zich bezighoud met zorg dan op de manier het beschreven is in het drielijnenmodel.
Ik ben het hier niet mee eens. Dit model beschrijft juist hoe je ermee kunt omgaan, niet dat je ermee kunt omgaan. Het is een model wat toepasbaar is is verschillende situaties op verschillende manieren en op verschillende momenten.
Naar aanleiding van deze module heb ik via interviews op het KMTO navraag gedaan bij diverse afdelingen hoe zijn binnen hun eigen cirkel van invloed hiermee omgaan. En het blijkt dat wij zeer zeker een, weliswaar eigen interpretatie van, drielijnenmodel gebruiken om zorg aan te bieden. Het feit dat de leerlingen collega’s zijn en betaald krijgen om les te krijgen doet niets af aan het feit dat er daadwerkelijk een zorgstructuur aanwezig is. Wat het lastig maakt is dat het niet duidelijk is waar deze structuur beschreven staat. Het is niet mogelijk een ‘map van de plank te pakken’ en dit door te lezen.
Naar aanleiding van deze interviews heb ik dit gespiegeld aan het eerder beschreven drielijnenmodel. En het is duidelijk dat vrijwel alle hokjes door de Koninklijke Marine zelf ingevuld worden. En daar zit het verschil met een Mbo buiten poort. Alle zorg voor militairen is aanwezig, maar wel binnen de Koninklijke Marine en niet bij instellingen die beschikbaar zijn voor burgen zoals de GGD. Initieel word de zorg door de KM uitgevoerd en pas nadat de militair uit dienst is bij de burgerlijke instanties.
Als burgerdocent kunnen wij een situatie constateren en dit, ook weer via het drielijnenmodel, verwerken via de militaire zorg die beschikbaar is.
Wat interessant is om te onderzoeken is in hoeverre de militaire zorg overeenkomt met zorg voor burgers. Als burger bij defensie kan en mag ik niet dezelfde militaire middelen gebruiken voor zorg als ik dit zelf nodig heb, hiervoor moet ik bij sommige situaties buiten de poort zijn. Denk aan arts bezoek of tandarts. Deze leervraag zou een studie opzicht zijn en zal ik verder niet onderzoeken voor mijn pdg opleiding.
Feit blijft dat er daadwerkelijk een zorgstructuur aanwezig is, en dat die bewust of onbewust gestoeld is op bestaande zorg modellen die ook biuten de poort gebruikt worden.

Reactie plaatsen
Reacties